R.A. Oirschot, inv. nr. 157, periode 1 januari 1632 t/m 31 december 1632
130-bis)Grosse-akte :
Wij, burgemeesters en schepenen etc. van de stad Arnhem verklaren hierbij
plechtig dat voor ons is verschenen Ariaen Everts van Oirschot en deze machtigt
hierbij zijn zoon Evert Adriaens die in St. Oedenrode woont en verder zijn
schoonzoon Adriaen Huibrecht Dijkmans die in Waerampt (Waalre?, JT ) woont,
samen en ieder hoofdelijk van hen, om tegen het hoogste bod een stukje hooiland
te verkopen genoemd de Quinckaert, gelegen in Oirschot herdgang Straten, b.p. de
gemeijnte aldaar zoals hij de een helft daarvan heeft verkregen van zijn oom Jan
Joordens zaliger en de andere helft werd gekocht van Henrik Brouwer en de
zijnen. De gemachtigden dienen de koopsom te ontvangen en daarvoor kwijting te
geven en moeten dat geld delen, een vierde gaat naar hem Evert Ariaens, een
vierde part naar Adriaen Huibert Dijkmans ten behoeve van diens minderjarige
dochtertje Neeltje Adrien Dijkmans verwekt bij wijlen Peerken Adriaen Everts
zijnde deze Peerken de dochter van vermelde opdrachtgever, een vierde part voor
Cathalina Adriaans en een vierde voor Aeltje Adriaens, waarbij het deel van
bestemd voor Aeltjen Adriaens Everts op het perceel zal blijven drukken totdat
ze dat geld zal opeisen. De gemachtigden dienen verder alles te doen wat in het
belang der zaak is.
Vervolg :
De opdrachtgever belooft alles na te zullen komen wat zijn gemachtigden voor hem
zullen doen. Opgemaakt in de stad Arnhem en voorzien van een geheim zegel. Datum
1 maart 1632, getekend W. van Harn, secretaris, 1632.1.3
131)
Genoemde Andries Henrick Janssen uit de vorige akte heeft beloofd om aan Aleijt
dochter van Ariaen Everts zodra ze dat wenst, die een bedrag van 63 gulden te
zullen betalen samen met de rente daarvan ad 6 percent per jaar al naar
tijdsgelang. Datum en getuigen als boven.
In marge :
Evert Arien Everts en Peter Jacops van de Snepscheut als zwagers van vernoemde
Aleijt hebben verklaard het geld te hebben ontvangen en beloven Marchelis Dircks
daarover niet verder aan te spreken, datum 25 september 1632, getuigen
Nistelroij en Oudenhoven.
182)
Peter Jacops van den Snepscheut als man van Catharina
dochter van Adriaen Everts daarbij geassisteerd door deze zelfde Catharina,
heeft contant geld aangeboden, dat zoals hij verklaarde zijn eigendom is, en wil
daarmee aanspraak doen op het recht van vernadering inzake de helft van een
hooibeemd, genoemd de Quinckaert, gelegen in Oirschot herdgang Straten, b.p.
183)
Pauwels Henrick Gerits met de zijnen, Gerit Janssen van den Maerselaer met de
zijnen, Niclaes Ariens van Nistelroij, de gemeijnte aldaar genoemd het
Quinckaertse Broek. Dit perceel had Andries Henrik Janssen gekocht van Evert
zoon Adriaen Everts en van diens zwager Arien, conform een recente schepenbrief
van Oirschot. Peter belooft alles na te komen hetgeen bij vernadering is
vereist. Datum 31 maart 1632, getuigen Hersel en Ven die het aandroegen.
Nadat zulks is gebeurd, is voor ons schepenen deze Jacop Peters van de Snepscheut verschenen en verkoopt nu deze helft van de onderhavige beemd op zijn beurt aan Marchelis Dirk Ariens en de verkoper belooft alle lasten van zijn kant af te handelen. Datum 14 april 1632, getuigen Aelbrechts en Ven.